We hebben een controle-gesprek voor een van de regelingen waar wij gebruik van maken. Ons vlindertje moet er ook bij zijn. Ze zit rustig aan tafel, terwijl wij de vragen beantwoorden. Dan ineens, midden in een vraag, legt ze haar hoofd op tafel, begint hard met twee vingers te tikken, richt zich op, kijkt de medewerker aan en zegt op luide toon: “Wat ga jij morgen doen?” De medewerker kijkt verschrikt op en begint heel omstandig vriendelijk uit te leggen wat hij morgen allemaal gaat doen, maar mijn dochter is inmiddels haar aandacht alweer verloren.
Ik zit ernaast en kijk naar deze interactie. En ineens zie ik haar door de ogen van een ander, van een vreemde. Ineens zie ik hoe raar haar gedrag eigenlijk is. Ik weet het wel: het fladderen, het typische huppeltje waarmee ze ijsbeert, het veel te dichtbij staan, de impertinente vragen over morgen zonder het antwoord af te wachten. Ik weet wel dat dat allemaal niet normaal is, mensen in verwarring of verlegenheid brengt. Ik zie het gebeuren als we ergens zijn. En toch neem ik dat gedrag eigenlijk altijd als normaal. Voor ons is dit het normaal. Want zo is ze nu eenmaal.
In mijn thesis-onderzoek heb ik onderzoek gedaan naar de transformatie die moeders van meervoudig beperkte kinderen (kunnen) doormaken en wat daarbij helpt. Eén van mijn bevindingen is dat normaliseren een bron en motor van transformatie is. Normaliseren enerzijds in het leven en de wereld zoals wij die kennen (grootouders die dwars door alle beperkingen heen een hechte band opbouwen met hun kleinkind en zo normale familiebanden bestendigen) èn anderzijds het normaliseren van dat nieuwe leven, die nieuwe wereld waarin je terechtkomt. Het helpt enorm en versterkt je eigen proces als je dingen ‘als normaal’ gaat ervaren. Ook al zijn dat helemaal niet zulke normale dingen…
Ik kijk nog een keer naar mijn dochter en denk: misschien kunnen we elkaar beter vragen: “wat is jouw normaal?”
© Leontien Sauerwein