Bij tijd en wijle ontspoort ons vlindertje. Soms is het gewoon chagrijn omdat ze iets anders wil dan mama. In die situaties is ze nog wel af te leiden, zoals je dat doet met hele kleintjes. Als ze moe of overprikkeld is, is het voor haar al veel moeilijker om zich in een huilbui toch weer te herpakken. Maar als één van ons onrustig is (geen zeldzaamheid in ons huishouden met al die mensen, banen, studies, drukte en verdriet), of als mama even haar eigen dingen te doen heeft en we elkaar op de een of andere manier missen, dan schiet ze helemaal door.
Als ik zo´n verhaal vertel, vragen mensen vaak wat er dan precies gebeurt, wat ze doet en hoe lang zo’n bui duurt. Lief bedoeld, maar ik vind die vraag altijd heel lastig. Omdat het antwoord de ervaring van het moment zo hélemaal niet dekt. En niet alleen mijn ervaring, maar ook die van mijn zoon zag ik laatst aan zijn fysiek. Hij en ik maken het meest zo’n bui mee, en we zijn er iedere keer doodmoe, kapot van.
Hoe lang zo´n bui dan duurt? Soms maar vijf, tien minuten. Wat ze doet? Huilen. Heel hard huilen, dat wel. Maar het is niet meer dan huilen.
Ik kan me echt wel voorstellen dat iemand bij dat antwoord denkt: “Nou… dat valt toch nog mee…?”
Maar het valt niet mee. We zijn er ieder keer kapot van. En als iemand dat niet intuïtief aanvoelt, kan ik niet goed uitleggen waarom. Heel soms ga ik dan toch aan mezelf twijfelen: is het wel zo erg? Of stel ik me aan?
Mijn vader is wetenschapper (al jaren met pensioen, maar hoogleraar houd je nooit op te zijn…), en dan van de school dat hij het alleen gelooft als het wetenschappelijk bewezen is. Ik doe hem vast totaal geen recht met deze typering, maar in mijn vormende jaren was dat wel zijn stellige invalshoek in het leven. Dat ik dingen intuïtief aanvoelde, was niet altijd aan hem besteed. Ik heb mij lang ambivalent gedragen ten opzichte van de wetenschap en deze invalshoek, maar ik bleek er toch meer mee behept dan ik altijd dacht.
Voor mijn studie keek ik van de week een college terug en daarin werd het begrip sensitisatie uitgelegd, wat zoveel betekent als “het steeds gevoeliger worden van het brein voor steeds lagere dosering van de stimulus”. Oftewel bij herhaaldelijke blootstelling aan dezelfde prikkel treedt steeds meer gevoeligheid op bij steeds minder van de prikkel. Bij kinderen die gepest worden of in wiens nabijheid veelvuldig geschreeuwd wordt, kan dit mechanisme optreden. Je wordt simpel gezegd steeds gevoeliger voor pestsignalen of stemverheffing.
En ineens had ik daar de wetenschappelijke verklaring voor wat ik bij mezelf en mijn zoon al veel langer bemerk. De huilbuien van ons vlindertje hebben onze zenuwen aangetast, omdat we ze zo vaak krijgen, en ze ons ook zo confronteren met alle verdriet. En dan maakt het helemaal niet uit wat ze doet of hoe lang het duurt: we zijn er simpelweg gevoeliger voor geworden.
Hoe somber die conclusie eigenlijk ook is, ik was er vooral blij mee!
Nu was bewezen wat ik ervoer en dus was het waar…
Ik lijk toch meer op mijn vader dan ik dacht….
En ik heb maar meteen de gedragsdeskundige gebeld om een afspraak te maken……
© Leontien Sauerwein