Toen ik, lang geleden, rechten studeerde vertelde een van de docenten Aansprakelijkheidsrecht dat wij in een tijdperk leefden waarin “pech moet weg” voorop staat. Daarmee bedoelde hij dat mensen als zij schade leden, steeds meer (en dat is nu nog steeds zo) verwachtten dat hun schade vergoed zou (en zal) worden. Terwijl het uitgangspunt van het Nederlands aansprakelijkheidsrecht was en is dat een ieder zijn eigen schade draagt. Oftewel, alleen als er een duidelijke schuldige of risicoverantwoordelijke aan te wijzen is, kun je de schade bij een ander neerleggen. Zolang die er niet is, draag je zelf je schade. Dat is, als je er goed over nadenkt, een uitermate rechtvaardig uitgangspunt. En ja… dat betekent ook dat je soms met en op die blaren blijft zitten. Dat heet simpelweg: pech hebben.
Ik moest hieraan denken toen ik van de week met mijn man sprak over de reacties van mensen op verdriet en hoeveel mensen toch moeite hebben met verdriet. Maar weinig mensen kunnen het verdriet van een ander echt verdragen, verduren. Terwijl dat eigenlijk het enige is wat je nodig hebt: dat iemand er gewoon bij blijft, luistert en je verdriet verduurt. Verder niks: geen oplossingen bieden of antwoorden geven… die zijn er namelijk niet. Het enige wat echt helpt is erbij blijven. Maar erbij blijven is verdomd moeilijk. Want het betekent dat je moet aankijken dat iemand ontzettende pech kan hebben, gewoon pech. En echte pech aankijken doet pijn. En het doet je realiseren dat het net zo goed jou had kunnen overkomen.
En dus praten mensen onbedoeld het verdriet zo snel mogelijk van zich af. Daar zijn verschillende varianten voor ontdekten wij. Nu het beter gaat met ons vlindertje, zijn er ineens veel meer mensen die over haar beginnen. “Wat fijn dat het zo goed met haar gaat, echt zo´n verschil met vroeger…”. Dat is een hele lieve tekst, maar als die komt van iemand die nog nooit met een woord met je over je vlindertje gerept heeft, ook een beetje merkwaardig.
We hebben in de loop der jaren ook allemaal vergoelijkende teksten gekregen. Met als sterkste voorbeeld een kennis die wij toevallig tegen kwamen in de tijd dat alles nog onzeker was en het perspectief vooral somber. Die reageerde op ons verhaal met de woorden: “oh, maar dan komt alles toch nog goed …?”.
Nee….. dat zit er niet echt in met een chromosomale afwijking…
Moeilijker te duiden zijn complimenten: “wat goed dat je zo sterk bent.” Dat is een oprecht lieve tekst die heel veel troost kan bieden en me ook veel troost heeft geboden. Maar zo´n uitspraak is tegelijkertijd ook heel geruststellend voor de spreker, want als iemand sterk genoeg is om het verdriet te dragen is het verdriet zelf draaglijker. Begrijp me goed, het blijft een hele fijne tekst.
We namen het dan ook niemand kwalijk, sterker we doen het zelf ook vaak genoeg. Verdriet is moeilijk te verdragen en je natuurlijke neiging is toch dat je iets wil doen voor de ander.
En toen realiseerde ik me ineens dat ik lange tijd eigenlijk hetzelfde had gedaan. Ik heb mezelf heel lang, en misschien nu geregeld nog wel, juist als sterke vrouw gepositioneerd: “het is zwaar maar we hebben onze balans gevonden…”, dat soort woorden… Ik heb zelfs een keer tegen mijn echtgenoot gezegd dat ik me gewoon niet ongelukkig wilde voelen. En dus drukte ik alle gevoelens van ongeluk weg, handelde, ging aan de slag: dealde met de situatie.
Dat leek heel sterk, maar onderwijl kon ik mijn eigen verdriet nauwelijks aankijken…
Hoe kon ik dan van een ander verwachten dat hij mijn verdriet wel kon aankijken?
Misschien moet ik eerst maar eens mijn eigen verdriet verduren…
© Leontien Sauerwein