Het is weer eens zover: het vervoer loopt niet. Onze vaste chauffeur kon een paar dagen niet en dus kregen wij vervangers. Vervangers waarvan ik de naam niet ken, vervangers die onaangekondigd op een ander tijdstip voor de deur staan, vervangers die geen ervaring met deze kinderen hebben en mij dus vragen “ze lacht nu toch?”, als mijn dochter half huilend uit de auto stapt. “Nee, ze huilt.”
Als ik de coördinator van de taxi’s bel krijg ik te horen dat het nummer “momenteel niet bereikbaar is”. Als ik de hoofdvervoerder probeer, de organisatie die de aanbesteding bij de gemeente heeft gewonnen, moet ik de volgende dag terugbellen. Want de afdeling die erover gaat is er nu niet en zij weet het ook niet. Na een heel schooljaar discussie over het vervoer en drie maanden corona er bovenop, ben ik zo murw geslagen dat ik alleen maar kan zeggen: “Ok, dat zal ik doen.”
Nog voor ik ophang stromen de tranen over mijn wangen. Er zijn heel veel dingen ingewikkeld aan een zorgintensief kind, maar dit machteloze, dit afhankelijke, dit “ziet iemand in deze bureaucratie ons staan?” – gevoel is wat mij echt kan vloeren.
Want lieve mensen van het vervoer: we hebben het hier niet over procedures, niet over wie verantwoordelijk is voor de planning, niet over welke afdeling aanwezig is. We hebben het hier niet over een vrachtje dat even van A naar B gebracht moet worden, niet over schema’s en even snel een ander inroosteren. We hebben het over een meisje van zeven jaar oud dat het verstand heeft van een twee jarige, een meisje dat weerloos is, een meisje dat geen begin van zelfredzaamheid heeft, een meisje dat volledig afhankelijk is van de goede zorgen van anderen.
En ik weet echt wel dat het geen kwade trouw is, dat iedereen het goed bedoelt en misschien ook nog wel zijn best doet. Maar zou u uw kind aan een totaal onbekende chauffeur meegeven? Zou u zo behandeld willen worden als het uw kind betrof?
Ik in elk geval niet.
© Leontien Sauerwein