Vorige week schreef ik over de logopedie van ons meisje. Waar ik dacht dat er aandacht voor haar nasale spraak was, bleek daar jaren onvoldoende aandacht voor te zijn geweest. Moedeloos en verdrietig maakte het me. Wat nu als ze onverstaanbaar zou blijven? Wat nu als anderen haar vragend aan blijven kijken, omdat ze haar niet begrijpen? Iets wat haar zichtbaar verdrietig maakt.
Wanneer je kind behoorlijk verstandelijk beperkt is, moet je leren leven met de gedachte dat ze nooit zelfredzaam zal zijn, dat ze afhankelijk zal blijven van goedwillende anderen. Dan moet je leren leven met de gedachte dat ze in een instelling zal gaan wonen. Een instelling waar het beleid zomaar kan zijn dat er ’s nachts niemand aanwezig is, ze opgesloten wordt in haar kamer en er op afstand via een microfoon iemand luistert of het goed gaat. Een gedachte waar ik nog niet mee kan leven.
Mijn hoop putte ik altijd uit haar diepe behoefte te communiceren met de mensen om haar heen. Het gaf en geeft mij het vertrouwen dat ze in de toekomst misschien wèl kan aangeven wat ze wil. Niet dat je daar nu ineens zelfredzaam van wordt, maar het vergroot wel een klein beetje je regelmogelijkheden in het leven. Het scheelt als je kunt vertellen of je goed geslapen hebt of niet. Maar wat als je dat ooit wel kunt zeggen, maar niemand je dan verstaat? De boodschap dat er met die verstaanbaarheid iets mis was gegaan, raakte dus veel meer dan alleen maar de frustratie over onvoldoende afstemming. Het raakte mijn allergrootste zorgen.
Hoe intens fijn was het dus te ontdekken dat ik buiten de waard zelf, mijn eigen dochter, had gerekend. Toen zowel mijn broer als mijn schoonzus binnen één week onafhankelijk van elkaar en los van mijn blog, bijna verbaasd opmerkten: “Wat praat zij goed, ik versta haar veel beter…”
© Leontien Sauerwein